Stad en Land Vervoer Om China in te komen heb je een visum nodig. Dit visum kun je kopen bij de Chinese ambassade in Nederland. Als je dat eenmaal hebt, zijn er verschillende manieren om in China te komen. De eerste manier is per vliegtuig. Van Amsterdam naar Peking vliegen duurt 9 uur, tenminste, als je nergens anders stopt onderweg. In China zijn 4 internationale vliegvelden. Hier land je als je aankomt uit bijvoorbeeld Nederland. De vliegvelden liggen in Peking, Shanghai, Hong Kong en Guanzhou. Van daaruit kun je eventueel doorvliegen om ergens anders in China te komen. Er zijn 113 kleinere vliegvelden waar je dan kunt landen. De tweede manier om in China te komen is per trein. Je kunt in Moskou op de Transsiberië Express stappen. Na 9001 km in de trein kom je dan in Peking aan. De trein rijdt gemiddeld 50 km per uur, dus je doet er ongeveer een week over. Binnen China zelf kun je ook goed rondreizen met de trein. Met de 70.000 km aan spoorweg die er ligt, kun je op alle belangrijke plaatsen komen. Je kunt van Peking uit ook doorreizen op een boot. Van Peking naar Hangzhou loopt de drukste waterweg van China. Dit is het 1600 km lange Grote Kanaal. Het heeft wel 2000 jaar geduurd voor het kanaal helemaal af was! Behalve het Grote Kanaal zijn er ook nog vele andere binnenlandse kanalen en rivieren waar je op kunt varen. Er zijn ook veel wegen in China, maar er zijn weinig mensen met een auto. In de steden kun je meestal het beste een taxi nemen. Een speciaal soort "taxi" is de riksja. Dit zijn fietsen met een karretje erachter. Daar kun je in gaan zitten en dan fietst de "chauffeur" je ergens naar toe. Er rijden veel bussen in China. De Chinezen zelf maken daar heel veel gebruik van, omdat ze erg goedkoop zijn. Dit betekent dat de bussen altijd erg vol zijn. Maar de meeste Chinezen gebruiken een fiets of een brommer om ergens te komen. Ze zijn er erg goed in om zoveel mogelijk bagage op hun fiets mee te nemen. Op de kaart China is het grootste land in Oost-Azië. Omdat het zo groot is, liggen er heel veel landen omheen. Als je goed op de kaart kijkt kun je zien dat China grenst aan de volgende landen: in het noorden aan Mongolië, in het noordwesten aan Tajikistan, Kyrzygstan, Kazakhstan en Afghanistan, in het zuidwesten aan India, Nepal en Bhutan, in het zuiden aan Burma (ook wel Myanmar genoemd), Laos en Vietnam, in het oosten aan Noord Korea, en in het noordoosten aan Rusland. Als je ze telt, zul je zien dat het er inderdaad een heleboel zijn! Shanghai is met zo'n 14 miljoen inwoners de grootste stad van China. Er wonen dus bijna net zoveel mensen in Shanghai als in heel Nederland! Na Shanghai is Peking de grootste stad. Hier wonen ruim 11 miljoen mensen. Peking is de hoofdstad van China. De Chinezen noemen de stad niet Peking, maar Beijing (spreek uit: Beeidzjing). Natuur en omgeving China is zo'n 9,5 miljoen vierkante kilometer groot. Dat betekent dat Nederland, met een oppervlakte van bijna 42.000 km2, er 226 keer in past! Het grootste gedeelte van China bestaat uit bergen. Wel tachtig procent van het land is hoogvlakte of berg. De Mount Everest, de hoogste (8,848 km hoog!) en bekendste berg van de wereld, ligt voor een deel in China. Deze berg ligt namelijk op de grens tussen Tibet en Nepal, en Tibet hoort sinds 1951 bij China. De Tibetaanse naam voor de berg is Chomolungma, wat "Godin, moeder van de wereld" betekent. De Nepalezen noemen de berg Sagarmatha. Het noorden van China is erg droog, er is daar veel woestijn. In het oosten van China daarentegen liggen veel meren, zoals bijvoorbeeld het Dongtingmeer dat 4800 km2 in beslag neemt. Vooral in het zuidoosten is genoeg water, omdat daar de twee belangrijkste rivieren van China doorheen lopen. De ene rivier is de Huang-he. Deze is ongeveer 4.800 km lang. Dat is net zo lang als 18,5 miljoen schoenen van maat 40 achter elkaar, of tien keer van Amsterdam naar Parijs… De Huang-he wordt ook wel de Gele Rivier genoemd, omdat er veel geel zand meestroomt in het water van de rivier. Dit zand blijft na overstromingen vaak op de oevers liggen, waardoor het land weer vruchtbaar wordt. De tweede belangrijke rivier in China is de Jangtze Jiang, die nog langer is dan de Gele Rivier, namelijk 5.200 km (dat zijn 20 miljoen schoenen, of 11 keer naar Parijs). Behalve rivieren en meren is er nog meer water bij China te vinden. China heeft namelijk een lange zeekust (5570 km) in het zuidoosten. Aan deze kust ligt de Chinese Zee. De Chinese Zee is een onderdeel van de Grote Oceaan. Aan de zeekust liggen de beste en grootste havens van China, zoals Shanghai en Hong Kong. Klimaat In de hoge bergen in China kan het erg koud zijn. In Tibet bijvoorbeeld kan het wel 40 graden onder nul worden. In de rest van China is het wel wat warmer. In de hoofdstad Peking is het gemiddeld 12 graden. Als je van Peking naar Hong Kong zou reizen, zou het steeds warmer worden. In Hong Kong is het gemiddeld 22 graden. Bij de kust en in het zuiden regent het het meeste. Verder naar het noorden toe en van de kust af wordt de regen steeds minder. Zo valt in Peking ongeveer 610 mm per jaar (dat is 120 mm minder dan in Nederland). Bijna alle regen in Peking (90% ervan) valt in de maanden juni, juli, augustus en september. Dit wordt ook wel een moessonklimaat genoemd. Omdat China zo groot is, heeft het nog veel meer klimaatsoorten, van tropisch in het zuiden tot bijna poolklimaat in het noorden. De windrichting in China verschilt per jaargetijde. In de winter waait het meestal uit het noorden of noordwesten, terwijl in de zomer een warme wind uit het zuiden of zuidoosten komt. De winden in de winter zorgen regelmatig voor zand- en stofstormen in het noorden van China. Planten China is heel groot en elk stuk van China heeft zijn eigen klimaat. Daarom zijn er ook vele soorten planten in China; de verschillende klimaten zorgen voor een verschillende begroeiing. In het zuidwesten van China, waar de meeste bergen zijn, groeien vanwege het hoogteverschil heel veel verschillende planten. Laag in de bergen vind je er bossen: subtropische bossen waarin de bomen steeds in groepjes bij elkaar staan (deze bossen heten ook wel savannebossen), bossen met lauriereiken en bossen met dennenbomen. Wat hoger vind je planten en bomen die beter tegen de kou kunnen, zoals naaldbomen. Ook zijn daar steppen. Dat zijn grote, droge vlakten met verschillende soorten (taai) gras en kruiden. Nog hoger, waar het zo hard waait en zo koud is dat bomen er niet meer groeien, zijn er veel graslanden en rododendronstruiken. Nog weer hoger tenslotte zijn er nog de alpineweiden, met dwergstruikjes, sleutelbloemen en nog veel meer kleine bloemen en planten. In zuidoost China zijn nog echte regenwouden. Dit zijn heel groene bossen waar veel verschillende bomen en planten groeien, die veel water en warmte nodig hebben. Het regent namelijk vaak en hard in het zuidoosten van China en het is er ook erg warm. In de regenwouden groeit onder andere bamboe. Dit wordt gegeten door panda's. Die worden daarom ook vaak bamboeberen genoemd. De laatste jaren gaat het niet zo goed met de panda's, omdat er veel regenwouden worden gekapt en ze dus geen eten meer hebben. In het midden van China wonen veel mensen, dus daar is de begroeiing weggekapt om plaats te maken voor huizen en steden. Er is hier nog wel veel vruchtbare grond, maar er is geen plek voor planten om te groeien. Dat de grond zo vruchtbaar is, komt door de klei (löss) die erin zit. Op deze klei groeit bijvoorbeeld rijst heel goed. Daarvoor wordt de grond eerst onder water gezet en vervolgens wordt de grond onder water omgeploegd, zodat er een goede modderlaag onstaat. Daarin groeit rijst het beste. Zo ontstaan de rijstvelden die je misschien wel van plaatjes kent. Vanaf het midden van China strekken de lössvelden zich uit naar het noorden. In het noorden en noordwesten, waar het erg droog is, gaan deze velden tenslotte over in steppen en woestijnen, met alleen maar gras en zand. Dieren Omdat er zoveel mensen in China wonen, is er niet zoveel plek voor dieren om te leven. In de bergen komen de meeste dieren voor, omdat daar de minste mensen wonen. Er zijn wel veel bijzondere dieren in China. Heb je bijvoorbeeld wel eens gehoord van het Chinese varken, de Indische olifant, de Reuzenpanda, het Pater Davitshert, de Waterree (een hert zonder gewei), de Zoetwaterdolfijn, de Lepelsteur of de Reuzensalamander? Misschien ken je wel de Chinese Nachtegaal. Die hebben veel mensen in Nederland als huisdier, omdat hij zo'n leuke kleuren heeft en mooi kan zingen. Vanwege het temperatuurverschil zijn er andere dieren in het zuiden dan in het noorden van China: in het zuiden zijn er wilde dieren, zoals olifanten, tijgers en panters, terwijl in het noorden veel zeldzame dieren leven, zoals het Przewalskipaard, de Wilde Kameel en de Siberische Tijger. In China en Tibet zijn ook veel yaks. Deze enorme dieren worden vaak gebruikt bij de landbouw. Vroeger en Nu Geschiedenis - dynastieën Vroeger werd China geregeerd door families die dynastieën heetten. Dat betekende dat steeds een tijd lang één familie de baas was in China. Na een tijdje werd die meestal overwonnen door een andere familie, die dan aan de macht kwam. Hieronder staat een lijstje van de verschillende dynastieën in China en wat er allemaal gebeurd is in die tijd. 2005 v.C. – 1500 v.C. Yu dynastie 1500 v.C. – 1066 v.C. Shang dynastie: In deze periode werd veel kunst gemaakt van brons. Ook werd de eerste Chinese schrijftaal en de kalender ontwikkeld. 1066 v.C. – 221 v.C. Zhou dynastie: Het Confucianisme en Taoïsme ontstonden. Mensen gingen Chinees geld gebruiken. 221 v.C. – 206 v.C. Qin dynastie: Er werd veel gebouwd aan de Chinese Muur. 206 v.C. – 220 n.C. Han dynastie: Het (Han)Confucianisme werd de verplichte godsdienst. Het boeddhisme ontstond. 220 – 581 Drie Koninkrijken: Dit was een tijd van veel oorlogen. 581 – 618 Sui dynastie 618 – 918 Tang dynastie: Het ging goed met China. Het land groeide en de kunst (vooral de poëzie) bloeide. Ook regeerde tijdens de Tang dynastie de eerste keizerin, namelijk Wu Zhao (690 – 705). 918 – 960 Vijf kleinere machthebbers achter elkaar 907 – 1125 Liao dynastie (alleen in het noordoosten) 1125 – 1279 Yin dynastie (alleen in het noorden) 960 – 1279 Song dynastie: Boeken konden nu gedrukt worden. Er kwamen meer boeken en ook bibliotheken. In Noordoost-China en Mantsjoerije (een buurland van China) waren de Liao aan de macht, terwijl in de rest van China oorlog werd gevoerd en uiteindelijk de Song dynastie begon. De Liao wilden meer macht in China. Daarom vroegen ze de nomaden om hen te helpen. Dat deden ze, maar daarna namen de nomaden zelf heel Noord-China in. Zij begonnen de Yin dynastie. In het zuiden was nog steeds de Song dynastie aan de macht. De Songs wilden de Yins weghebben. Daarom vroegen ze de Mongolen om hen te helpen. Net als de nomaden hadden gedaan bij de Liao, hielpen de Mongolen de Songs, maar namen daarna zelf de macht in. Ondertussen werd het buurland Mongolië steeds sterker. In 1234 namen zij Noord-China in, met hulp van de Song. Echter, in 1279 werden ook de Song overmeesterd door de Mongolen. Zo begon de Yuan dynastie. 1279 – 1368 Yuan dynastie (Mongools): Er werd steeds meer handel gedreven. In deze periode bezocht ook de bekende ontdekkingsreiziger Marco Polo China. Marco Polo was een Italiaanse ontdekkingsreiziger. Hij werd geboren in 1254 in Venetië. Toen hij geboren werd zat zijn vader in het Verre Oosten. Zijn vader kwam pas terug toen Marco een jaar of twaalf was. Daarvoor had hij hem dus nog nooit gezien! In 1271 gingen zijn ouders weer op reis, maar nu mocht hij mee. Ze reisden helemaal over land naar Mongolië, waar ze in 1275 aankwamen. De 17 jaar daarna woonden ze in Mongolië en China. Marco Polo heeft een boek geschreven over wat hij daar allemaal zag. Dit boek heet in het Italiaans "Il milione", maar in het Nederlands kennen we het als De Reizen van Marco Polo. Het is nog steeds een bekend boek. 1368 – 1644 Ming dynastie: De kunst werd veel beoefend. Beschilderde porseleinen Mingvazen zijn nog steeds erg bekend. Het christendom kwam met de handel mee uit het westen. 1644 – 1911/12 Qing dynastie (Mantsjoeriaans): Dit was de laatste dynastie van China. De Mantsjoes droegen hun haar in een paardenstaart en de Chinezen moesten dit nu ook gaan doen (dus de Chinese paardenstaart is eigenlijk helemaal niet Chinees, maar Mantsjoeriaans). China werd afgesloten van het westen. Toch probeerden de Engelsen opium China binnen te smokkelen. Maar de Chinezen verbrandden deze opium. Daardoor werden de Engelsen boos en zo begonnen de Opiumoorlogen (1840-1842 en 1856-1860). China verloor allebei de oorlogen. Daarom moest China de vijf belangrijkste havens weer open doen voor handel. Japan, Rusland, Duitsland, Engeland en Frankrijk kregen allemaal een haven in bezit. De laatste haven (Hong Kong) is pas een paar jaar geleden terug gegeven. De laatste keizer van China heette Pu Yi. Hij hoorde bij de Qing dynastie. In 1906 werd hij geboren. Op dat moment regeerde Tzu Hsi. Zij was de vrouw van de vroegere keizer, die dood was gegaan. Pu Yi's oom moest daarna eigenlijk keizer worden, maar Tzu Hsi had hem opgesloten zodat zij zelf kon regeren. Toen zij stierf, was Pu Yi nog maar drie. Zij benoemde hem tot de nieuwe keizer. Als keizer kreeg hij een nieuwe naam: Hsuan Tung. Natuurlijk kon hij zelf nog geen beslissingen nemen, dus dat deed zijn vader voor hem. Toen in 1911 de mensen in het land in opstand kwamen omdat ze liever een president wilden, stopten Pu Yin en zijn vader met regeren. Pu Yin mocht wel in de Verboden Stad, het paleis van de keizers, blijven wonen. Het was best eenzaam in de Stad. Pas toen Pu Yin zeven was zag hij voor het eerst andere kinderen: zijn broer en zus kwamen op bezoek. Zijn vader en moeder zag hij ook bijna nooit. Toen hij zestien was moest hij trouwen. Hij kreeg vier foto's van meisjes te zien en daar moest hij er één van uitkiezen. Maar de eerste die hij koos vonden zijn adviseurs te lelijk om keizerin te worden. Dus koos hij een andere. Dat meisje werd zijn eerste vrouw, en dus keizerin. Het lelijke meisje werd zijn tweede vrouw. In 1924 werd Pu Yi verjaagd uit het paleis. Hij vertrok met zijn vrouwen en adviseurs naar Tientsin aan de kust en werd vrienden met het Japanse leger. Toen Japan in 1931Mantsjoerije innam, maakten ze in Mantsjoerije een klein nieuw keizerrijk: Mantsjoekuo. Daar mocht Pu Yi keizer van worden. Hij moest er dan wel nog een Japanse vrouw bijnemen. Maar toen Japan de oorlog met China verloor, moest Pu Yi weer naar China vluchten. Daar werd hij ontvoerd naar Rusland, waar hij tot 1950 gevangen zat. Toen hij vrijkwam moest hij terug naar China, waar hij meteen weer in de gevangenis gezet werd, tot 1959. Daarna ging hij, als een gewone Chinees, in zijn vaders huis wonen. In 1967 overleed hij uiteindelijk aan kanker. Geschiedenis - de laatste eeuw De laatste Qing keizer die in 1909 aan de macht kwam was pas drie jaar oud. De mensen in China wilden echter geen keizers meer. Sun Yat Sen werd gekozen tot de eerste president van het zuiden. De kleine keizer moest afstand doen van de troon en daarna werd Yuan Shi'Kai in 1912 de eerste echte president van China. Een aantal andere belangrijke mensen gingen al snel samenwerken in de Volkspartij ("Guomindang" in het Chinees). In 1921 werd ook de Chinese Communistische Partij opgericht. Omdat de Volkspartij het niet eens was met de communisten, verjoegen ze hen naar het zuiden van China. Maar de communisten wilden ontsnappen, dus begonnen ze in 1934 aan de Lange Mars. Ze liepen een jaar en toen waren ze 9600 km verder naar het oosten. Onderweg waren er heel veel mensen doodgegaan. Mao Zedong was tijdens de tocht de leider van de communisten geworden. Terwijl hier de Tweede Wereldoorlog bezig was, vocht China met de Verenigde Staten en Engeland weer tegen Japan. Dit keer wonnen ze. Na de oorlog was nog steeds de Volkspartij aan de macht. In 1949 werd deze echter verslagen door de communisten en op 1 oktober 1949 werd de Volksrepubliek van China gevestigd. 1 oktober is nu nog steeds een nationale feestdag in China. Mao was jarenlang de baas van China. Hij organiseerde veel verschillende campagnes: de campagne van de Honderd Bloemen (1956), waardoor het onderwijs beter moest worden en er een grotere vrijheid moest komen voor slimme mensen; de Grote Sprong Voorwaarts (1958), waardoor de landbouw beter moest worden; en de Grote Proletarische Revolutie (1966), waardoor de mensen anders moesten gaan denken. Deze campagnes mislukten eigenlijk allemaal en het ging niet zo goed meer met China. Tibet hoorde intussen ook bij China (sinds 1951), maar de Tibetanen wilden dit helemaal niet. Rusland, dat eerst ook bij China hoorde, kreeg veel ruzie met China. Zonder dat de Chinezen er iets tegen konden doen scheidden de Russen zich in 1962 af. Met de handel met het westen ging het ook al niet goed. In 1976 overleed Mao Zedong. Deng Xiaoping kwam toen aan de macht. Hij veranderde van alles in China, maar daardoor werden de rijken alleen maar rijker en de armen nog armer. De Chinezen wilden nu zelf graag de regering kiezen en zo ook invloed hebben op wat er gebeurde. Er waren veel demonstraties voor democratie. In 1989, tijdens één van die demonstraties door studenten, werden er veel studenten gedood door het leger. Daardoor wilde het westen helemaal niets meer met China te maken hebben. De laatste jaren gaat het nu toch weer wat beter met China. China heeft al zijn havens weer terug en voert weer handel met het westen. Sinds 1998 is er de nieuwe president Zhu Rongji, die erg zijn best doet om het leven in China weer goed te maken. Ook is China democratischer geworden. De mensen mogen nu zelf (indirect) de regering kiezen. Politieke situatie China is een communistisch land. Dat wil zeggen dat de meeste bedrijven en stukken land in het bezit van de regering zijn. Deze probeert er dan voor zorgen dat iedereen evenveel heeft om van te leven. De laatste jaren wordt de regering in China (indirect) gekozen. China is dus ook een beetje democratisch. Er zijn alleen niet veel partijen om tussen te kiezen, want de belangrijkste en grootste partij is eigenlijk altijd de Chinese Communistische Partij (de CCP). Behalve in China zelf heeft de regering van China ook wat te zeggen in de Verenigde Naties (VN). China is namelijk sinds 1971 lid van de VN. In de VN Veiligheidsraad is China zelfs één van de vijf vaste leden. De andere vaste leden zijn de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk en Rusland. Al deze vijf vaste leden hebben een veto-recht. Veto is Latijn voor "ik verbied". Een veto-recht betekent dus dat als een vast lid het niet eens is met een beslissing van de VN, die beslissing niet doorgaat. Omdat China lid is van de VN moeten ze ook hun best doen om aan de internationale regels te gehoorzamen. Daarom is er in China in 1982 een nieuwe grondwet gekomen die de mensen in China meer vrijheid geeft. Ze mogen nu bijvoorbeeld zelf kiezen wat ze geloven. Deze vrijheden horen bij de Rechten van de Mens die de VN heeft opgesteld. De hoogste beslissende macht in China is in handen van het Nationale Volks Congres (NVC). Hierin zitten 2970 mensen die elke 5 jaar (indirect) gekozen worden als afgevaardigden van de 22 provincies. Het is natuurlijk heel onhandig om elke dag met 2970 mensen te vergaderen. Er zijn wel 99 klaslokalen nodig als ze allemaal willen zitten. Daarom worden er 155 leden uit het NVC gekozen die dan de Dagelijkse Commissie vormen en elke dag bij elkaar komen. De rest van het Congres vergadert maar 1 keer per jaar. De Dagelijkse Commissie in China lijkt veel op de Eerste Kamer en Tweede Kamer in Nederland. De commissie controleert alles wat de Staatsraad doet. De Staadsraad is de regering die de wetten uitvoert in China. Hierin zitten de minister-president en de ministers. De minister-president, Zhu Rongji, is de hoogste uitvoerende macht in China. Maar hij is niet degene die het land vertegenwoordigt bij belangrijke gelegenheden. Dat doet namelijk de president van de Nationale Volkscongres, Jiang Zemin. Hij is, zoals dat heet, de ceremoniële baas van het land. Uit en Thuis Mensen In 1996 woonden er ruim 1,225 miljard mensen in China. Dit betekent dat meer dan 25 % van de wereldbevolking bestaat uit Chinezen. Als je alle Chinezen achter elkaar zou zetten krijg je een rij die net zolang is als van hier naar de maan. De Chinese regering wil eigenlijk dat er niet meer teveel mensen bijkomen in het land. Daarom hebben ze de "één-kind-politiek" ingevoerd. Dat betekent dat men eigenlijk maar 1 kind mag krijgen en dat je heel veel geld moet betalen als je meer kinderen krijgt. Alleen de rijke mensen kunnen meer kinderen krijgen, want die hebben toch genoeg geld. Jarenlang zorgde deze één-kind-politiek er ook voor dat er veel arme meisjes in China waren. Ouders hadden namelijk liever een jongetje, want die kon later voor hun zorgen en geld gaan verdienen. Aan meisjes had je niets, dachten ze, die kosten alleen maar geld, eerst voor het eten en later voor de bruidsschat. Als ze dan toch een meisje kregen, deden ze haar vaak weg of legden haar ergens te vondeling. Kun je je voorstellen hoe dat is, als iedereen maar enigst kind is en meisjes het heel slecht hebben? De meeste mensen in China wonen op het platteland. Slechts 30 % woont in de stad. Net als in Nederland wonen er in China mensen uit verschillende landen. Er zijn de Han-Chinezen, die altijd al in China gewoond hebben. Maar er wonen ook veel mensen uit de (oude) buurlanden Uygur, Mantsjoerije, Tibet, Mongolië en Korea. De mensen in China zijn vaak kleiner dan de mensen hier, maar er is ook verschil tussen Chinezen onderling. De Han-Chinezen in China, maar tegenwoordig ook vaak de andere Chinezen, hebben een aparte manier van namen geven. De achternaam komt eerst en dan pas de voornaam. Dus Wong Zhongyu bijvoorbeeld, moet je bij de achternaam aanspreken als meneer Wong, en niet als meneer Zhongyu. Een Chinese naam wordt met veel zorg uitgekozen, de betekenis is altijd heel belangrijk. Alleen voor arme vrouwen geldt dit niet, die krijgen als voornaam soms gewoon een nummer, bijvoorbeeld Meisje-Nummer-Twee (Er-Ya-Tou). Ze krijgen wel gewoon hun vaders achternaam, zoals alle kinderen. Als vrouwen trouwen, houden ze hun eigen achternaam, maar die geven ze niet door aan de kinderen. Gezin Vroeger werd het als een ideaal gezien om met zoveel mogelijk familie in één huis te wonen. Soms woonden wel vijf generaties bij elkaar in. Dat zijn dus bet-overgrootouders, overgrootouders, grootouders, ouders en kinderen. Dit is misschien heel moeilijk voor te stellen, omdat jij waarschijnlijk je bet-overgrootouders en overgrootouders niet eens gekend hebt. Maar vroeger kregen de mensen al op veel jongere leeftijd kinderen en dan kon dat wel. Tegenwoordig is dat niet meer zo. Meestal wonen nu alleen ouders en kinderen samen, als een gezin in een huis. Vaak gaan nog wel de opa's en oma's bij hen in huis wonen als ze te oud worden om voor zichzelf te zorgen. De families zijn nu ook kleiner dan vroeger, vanwege de één-kind-politiek. Kinderen blijven in China meestal lang thuis wonen. Als ze gaan studeren moeten ze vaak wel het huis uit, omdat de universiteit te ver weg is om elke dag naar toe te reizen. Dan gaan ze doordeweeks op een kamer vlakbij de universiteit wonen. In het weekend gaan ze naar hun ouders. Als de kinderen niet gaan studeren, blijven ze wat langer thuis. Als ze tenslotte toch weg gaan, verhuizen ze vaak naar een huis dichtbij hun ouders in de buurt. De vader is de belangrijkste persoon thuis. Vroeger hadden de vaders alle macht. Zij regelden alles en huwelijkten bijvoorbeeld hun kinderen uit. Tegenwoordig regelen de vaders nog steeds veel, maar ze zijn niet meer in alles de baas. Het leven thuis lijkt steeds meer op het gezin in Nederland. Huisvesting De traditionele, oude Chinese huizen zijn van hout, klei en bamboevlechtwerk. Het dak is vaak gebogen en bestaat uit meerdere daken die op elkaar zijn gestapeld. Omdat in het winter de koude wind meestal uit het noorden komt, kijken de huizen uit op het zuiden en hebben ze aan de noordkant een hoge muur die de wind tegenhoudt. Tegenwoordig zien de huizen er bijna net zo uit als in Nederland, maar aan kleine dingen, zoals de dakvorm, zie je toch nog dat ze Chinees zijn. De armere mensen hebben vaak een huis met maar 1 kamer, maar de meeste huizen hebben toch wel meerdere kamers. Deze kamers worden vaak later bijgebouwd: naast of op de eerste kamer. Meer verdiepingen in een huis had je in China al vanaf de Han-dynastie (206-220 n.C.). Vaak zie je bij de grotere huizen ook dat de kamers rondom een binnenplaatsje gebouwd zijn. In de steden zie je veel flats. Deze bestaan meestal uit een een of twee slaapkamers en een kamer die gebruikt wordt als woonkamer én keuken. Bij de rijkeren is er ook een badkamer in het huis. Een chinese wc is niet een wc zoals wij die kennen. Het is een simpele pot van porcelein, waar je boven moet hurken. Als je klaar bent, hoef je niet zelf door te spoelen, want er stroomt constant water doorheen. Ook wel handig om te weten: in openbare wc's hangt nooit wc-papier, dat moet je in China altijd zelf bij je hebben. De steden zijn aangelegd alsof ze een lineaal gebruikt hebben. Alles is recht, logisch en geometrisch. De wijken zijn vierkant en de straten lopen er dan vaak recht doorheen. Ronde bochten zijn er dan ook niet, alleen maar hoekige bochten. Dagritme en gewoonten 's Ochtends vóór het werk doen veel Chinezen aan Tai Chi. Dat is een soort aerobics of gymnastiek maar dan heel langzaam, in slow-motion. Het is een hele sierlijke sport om te zien. De bedoeling is om langzaam cirkelbewegingen te maken ze met alle delen van je lichaam. Als je veel geoefend hebt, kun je dat best wel snel, maar het mag ook niet té snel. Terwijl je de oefeningen doet, moet je de hele tijd goed op je ademhaling letten. Dan is het doen van de oefeningen ook nog eens heel ontspannend. Als ze klaar zijn met de oefeningen, gaan de Chinezen werken. Tussen de middag wordt in China niet gewerkt, net als in de meeste andere warme landen. Tussen de middag is het namelijk veel te heet om iets te doen, dus dan rusten de mensen meestal. Daarom beginnen ze 's ochtends vroeg om acht uur en werken dan tot twaalf uur 's middags. Na de pauze werken ze dan weer van twee tot zes uur 's avonds. Er is wel een tijdsverschil van 7 uur tussen Nederland en China. In China is het 7 uur later dan hier. Dus op het moment dat jij opstaat, is het in China alweer middag. En als jij tussen de middag thuiskomt uit school, zijn de Chinezen al klaar met werken en kunnen ze al gegeten hebben. Eten en drinken De Chinezen eten meestal rijst of mie; aardappelen eten ze eigenlijk niet. In de meeste maaltijden zitten verder: (plantaardige) olie, sojasaus, knoflook, gember, sjalotjes (een soort uitjes), prei, bieslook en paddestoelen. De Chinezen eten ook regelmatig vis. Die wordt in China zelf gevangen. Misschien ken je ook tofu wel. In Nederland wordt dat vaak gegeten door vegetarische mensen. Eigenlijk smaakt het naar niets. In China doen ze het als opvulsel door de gerechten, maar ze eten het ook wel eens los. Koken doen ze er bijna altijd door te roerbakken. Dan doen ze de rijst en de groente in een wok, een ronde, bolle pan. Ze roeren heel vaak door de wok tijdens het bakken, daarom noemen ze het roerbakken. Een heel logische naam dus eigenlijk. Als het eten klaar is wordt het allemaal apart in kleine kommetjes op tafel gezet. Dan gaat iedereen aan de tafel (die meestal rond is) zitten en begint te eten. Met stokjes natuurlijk, en direct uit de bakjes. Soep komt als laatste op tafel. In China vindt men het lekker om niet met soep te beginnen, maar de soep te eten als een soort toetje. Bij het eten en ook gewoon overdag drinken de Chinezen veel thee. De meeste thee die wij hier drinken komt ook uit China. Als je op bezoek bent bij een Chinese familie en je krijgt thee, dan zal het moeilijk worden om je kopje leeg te drinken. Het is namelijk de gewoonte om een kopje thee steeds weer bij te vullen, ook al heb je je thee nog niet op. Als je lekker hebt gegeten en gedronken bij een Chinees thuis, kun je bedanken voor het eten door een paar keer met vier vingers tegelijk op de tafel te kloppen. Als je zelf een keer Chinees wilt koken, kun je eens een loempia proberen. Hieronder staat het recept. Het is misschien het gemakkelijkste als je vraagt of één van je ouders je even helpt. Je hebt de volgende dingen nodig: 1 pakje loempiavelletjes (die kun je kopen bij de supermarkt of toko), 1 kleine spitskool, 1 pond taugé, 1 pond kipfilet, 2 knoflookteentjes, 2 sjalotjes of 1 ui, 2 eetlepels slaolie, 2 eetlepels sojasaus. Verder moet je ook een pan, een mesje en een snijplankje klaarzetten. Als je dat allemaal hebt kun je beginnen. Eerst snijd je de kipfilet in stukjes en giet je er wat sojasaus overheen. Terwijl je dat laat intrekken, snijd je de spitskool fijn en was je de kool samen met de taugé. Maal de knoflook en de sjalotjes (of de ui) fijn. Zet het fornuis aan, en doe de knoflook en de sjalotjes (of de ui) in de pan op het vuur. Je kunt nu eventueel wat zout of peper toevoegen als je dat lekker vindt. Als de knoflook en de sjalotjes (of de ui) al een beetje warm zijn, doe je de kip erbij. Die moet je nu even goed doorbakken. Als de kip goed is doe je de spitskool en de taugé erbij. Na nog 1 minuut haal je de pan van het vuur. Verdeel het mengsel over de loempiavelletjes. Vouw de loempiavelletjes dicht en bak ze dan met de slaolie tot de korst lichtbruin is. Eet smakelijk! Kleding Tegenwoordig hebben de mensen in China ongeveer dezelfde kleren aan als de mensen in Nederland. Ze dragen gewoon een spijkerbroek of een pak, maar niet veel korte broeken. Kinderen moeten als ze naar school gaan een schooluniform aan. Dit zijn meestal felgekleurde uniformen, dus toch nog wel een beetje vrolijk. In de moderne Chinese kleding worden nog steeds het meest de favoriete Chinese kleuren gebruikt. Dit zijn beige, bruin, geel, zwart, grijs en vooral ook felrood. Vroeger waren de kleren heel anders. De Chinese jurken werden gemaakt van prachtige stoffen en mooi versierd met allerlei borduurwerkjes. Veel kleren waren van zijde, als de mensen het tenminste konden betalen. Nu zie je die speciale Chinese kleren alleen nog maar bij feesten en speciale gelegenheden. Je ziet ze echter niet bij een bruiloft, want Chinese vrouwen trouwen meestal in een witte bruidsjurk, net als de meeste Nederlandse vrouwen. Speelgoed Als Chinese kinderen vrij zijn van school en klaar met hun huiswerk, gaan ze bij lange na niet zo vaak tv kijken, radio luisteren of computeren als kinderen in Nederland. Dat komt omdat zo weinig mensen in China een van deze apparaten hebben: maar ongeveer 205 op de 1000 mensen hebben een TV, en 185 een radio. De cijfers voor een computer zijn nog lager. Wel kunnen de kinderen dan buiten spelen of typische Chinese spelletjes doen. Heel bekende Chinese spelletjes die ook in Nederland gespeeld worden zijn Mahjong en Go. Dit zijn niet echt gemakkelijke spellen. Er zijn daarom ook veel volwassenen die ze regelmatig spelen. Mahjong is een erg oud spel. Al in 800 v.C. werd een spel gespeeld dat erop leek. Maar pas aan het begin van de twintigste eeuw (dus rond 1900 n.C.) werd het bekend in Europa. Dit kwam omdat er toen pas mensen uit Engeland en Frankrijk handel gingen voeren met China. In China is het tijdens de regering van Mao een tijdje verboden geweest om het spel te spelen. Nu mag het wel weer, en het wordt dan ook volop gespeeld. Go is nog ouder dan Mahjong. Het spel is wel drieduizend tot vijfduizend jaar oud. Het is het oudste bordspel ter wereld. Go werd heel veel gespeeld van 200 v.C. tot 600 n.C. Het werd soms ook gebruikt door waarzegsters, om de toekomst te voorspellen. Net als Mahjong wordt Go pas sinds het begin van de twintigste eeuw in Europa en Nederland gespeeld. Er zijn veel verschillende manieren om Mahjong te spelen. Hier leggen we het traditionele Mahjong uit. Mahjong wordt gespeeld met een set van (meestal 148) stenen bestaande uit de Tekens, de Bamboestenen, de Kringen, de Winden, de Draken en de Seizoenen. De speler die het hoogst gooit, mag beginnen en is de "Heersende Oostenwind". Dit bepaalt hoe de drie andere spelers (Zuid, Noord en West) moeten gaan zitten. Zuid zit rechts van Oost, Noord links, en West tegenover hem. Dan wordt er een vierkante muur gelegd van stenen. Iedere speler pakt hiervan dertien stenen. Dan mag Oost echt beginnen. Hij pakt nog een steen van de muur en legt een steen weg die hij niet nodig heeft. Zo gaat het verder, tegen de richting van de klok in. De bedoeling is dat je van de stenen die je hebt combinaties maakt (een beetje als bij rummikub). Dit kunnen de volgende combinaties zijn: ? Chow (chi) = drie opeenvolgende stenen ? Chow-tao = twee dezelfde stenen ? Pung (pong) = drie dezelfde stenen ? Kong = vier dezelfde stenen ? Mahjong = een combinatie van Chows, Chow-taos, Pungs en Kongs Als je Mahjong hebt, heb je het potje gewonnen. Als niemand Mahjong heeft op het eind dan is het gelijkspel en wordt het potje opnieuw gespeeld. Als Oost wint, blijft hij Oostenwind, anders schuiven de winden een speler op. Als iedereen een keer Oostenwind is geweest, worden ook de andere drie windstreken (dus Zuid, West en Noord) nog een keer Heersende wind. Als de laatste (Noord) rond is geweest, is het spel afgelopen. Go wordt gespeeld op een bord met een gelijk aantal horizontale en verticale lijnen (meestal 19). Er wordt gespeeld met witte en zwarte stenen in de vorm van een smartie, die op de snijpunten van de lijnen moeten worden gelegd. Zwart mag altijd beginnen met het leggen van een steen op een kruispunt. Vanaf dan leggen de spelers om de beurt stenen neer. De bedoeling is om de stenen van de tegenstander in te sluiten (te vangen), of gebieden af te sluiten zodat de tegenstander daar geen stenen meer kan neerleggen zonder dat ze daarna meteen zouden worden ingesloten. Gevangen stenen worden van het bord gehaald. Het spel is afgelopen als het bord "vastligt": dat wil zeggen dat alle gebieden afgesloten zijn door een van de twee spelers. Dan wordt geteld hoeveel kruispunten elke speler heeft afgesloten (ook de rand telt mee): elk kruispunt is een punt. Ook elke gevangen steen is een punt voor degene die hem gevangen heeft genomen. Degene met de meeste punten wint. School Van hun derde tot hun zesde jaar gaan de meeste kinderen in China naar de peuterspeelzaal. Ze leren er spelletjes, dansen, zingen, toneelspelen. Maar ze leren ook moeilijkere dingen, zoals wat waarheid, vriendelijkheid en schoonheid zijn. Kinderen van zes jaar gaan echt naar school. Alle kinderen in China moeten negen jaar verplicht naar school. Deze regel heeft ervoor gezorgd dat tegenwoordig bijna iedereen in China kan lezen en schrijven en dat is natuurlijk heel belangrijk. De kinderen gaan eerst zes jaar naar de basisschool. Daar krijgen ze taal, rekenen en les over "hoe het hoort" (normen en waarden). Ook doen ze aan gymnastiek. In de laatste jaren krijgen ze soms Engels. Na de basisschool gaan ze drie jaar naar de junior-middelbare school.Er wordt les gegeven in vakken als scheikunde, natuurkunde, biologie, geschiedenis, aardrijkskunde, Engels en gym. Als ze klaar zijn met deze drie jaar, mogen ze van school af. Maar ze kunnen ook door gaan met de senior-middelbare school. Dan krijgen ze nog meer les in de vakken van de junior- middelbare school. Op de senior-middelbare school moeten ze wel harder werken en worden er ook veel wedstrijden georganiseerd om te kijken wie het meeste weet. Eén van de belangrijkste wedstrijden heet "de Olympische Ronden", het zijn een soort Olympische Spelen op school. Aan het eind van de senior-middelbare school (na 2,3 of 4 jaar) doen de leerlingen een examen. Dit is erg moeilijk en zorgt dus voor veel stress. De examens worden meestal gehouden van 1 tot 10 juli. Daarom heeft de maand juli bij scholieren ook wel de bijnaam "Zwarte Maand". Als ze hun examen halen gaan ze door naar de universiteit, hogeschool of een ander instituut. Daar leren ze dan een beroep, wat ze later als werk willen doen. Deze studie kan nog 2 tot 10 jaar duren, afhankelijk van hoe moeilijk en zwaar de studie is. Werk De meeste werkende mensen (66%) in China werken in de landbouw. De meeste mensen hiervan doen aan akkerbouw, maar er zijn ook een aantal varkens- en kippenboeren. Maar 10- 15% van het land is vruchtbaar genoeg voor akkerbouw. Dit stuk land wordt dan ook zoveel mogelijk gebruikt, want met zoveel mensen heb je ook veel eten nodig. In de landbouw worden het meest zoete aardappelen, meel, mais, sojabonen, rijst, suikerriet, tabak, katoen en jute verbouwd. Ook thee wordt erg veel geteeld. De laatste jaren kunnen de boeren steeds meer oogsten. Dit komt doordat ze steeds meer land snel kunnen bewerken met de nieuwe apparaten. Ook komen er steeds betere manieren om de planten water te geven (dat heet irrigatie). Bovendien gebruiken de boeren nu vaak kunstmest, waardoor de planten harder groeien. Om aan nog meer eten te komen, wordt er veel gevist op de rivieren en in de zee. De mensen die niet in de landbouw of de visserij werken, werken in de industrie, handel, transport of het bestuur. Omdat er in China veel belangrijke metalen uit de grond gehaald worden, is er een flinke industrie gekomen. In de fabrieken worden van aluminium, stalen en andere metalen halffabrikaten gemaakt. Ook wordt er gewerkt aan katoen, suiker, cement, plastic, zijde, fietsen, camera's en elektrische apparaten. Je kunt thuis vast wel iets vinden waarop staat "Made in China". Dit betekent: gemaakt in China. Omdat de mensen in China niet zoveel salaris krijgen, is het goedkoop om dingen daar te laten maken en ze daarna hier te verkopen. De meeste producten die China maakt worden verkocht in Japan, de Verenigde Staten (Amerika) en Taiwan. China koopt zelf ook producten in die landen. Verder handelen ze niet zoveel met het buitenland. Dit komt nog door vroeger, toen ze niets met het buitenland te maken wilden hebben. Geld Het geld dat ze in China gebruiken heet de yuan. Eigenlijk heeft het een langere naam, namelijk de renminbi-yuan (afgekort RMB-yuan), maar die naam wordt in het normale leven minder gebruikt omdat het zo'n lange naam is. Een yuan is verdeeld in 10 jiao, net zoals een gulden te verdelen is in 10 dubbeltjes. Een jiao is op zijn beurt dan weer verdeeld in 10 fen (van dubbeltjes naar centen). De belangrijkste bank in China is de "Bank van China". Deze bank heeft veel contacten met het buitenland. Daarom hebben zij een vaste wisselkoers gemaakt voor de meest belangrijke buitenlandse geldsoorten. Op de volgende bladzijden vind je een paar rijtjes waarmee je handig kunt uitrekenen wat iets kost in guldens als je het aantal yuan weet, of andersom. Yuan Gulden Yuan Gulden Yuan Gulden 10 = 2.93 100 = 29.35 1000 = 293 20 = 5.87 150 = 44.02 2000 = 587 30 = 8.80 200 = 58.70 3000 = 880 40 = 11.74 250 = 73.37 4000 = 1174 50 = 14.67 300 = 88.05 5000 = 1467 60 = 17.61 350 = 102.72 6000 = 1761 70 = 20.54 400 = 117.40 7000 = 2054 80 = 23.48 450 = 132.07 8000 = 2348 90 = 26.41 500 = 146.75 9000 = 2641 Gulden Yuan Gulden Yuan Gulden Yuan 1 = 3.40 10 = 34.05 100 = 340 2 = 6.81 15 = 51.07 200 = 681 3 = 10.21 20 = 68.10 300 = 1021 4 = 13.62 25 = 85.12 400 = 1362 5 = 17.02 30 = 102.15 500 = 1702 6 = 20.43 35 = 119.17 600 = 2043 7 = 23.83 40 = 136.19 700 = 2383 8 = 27.24 45 = 153.22 800 = 2724 9 = 30.64 50 = 170.24 900 = 3064 In de steden hebben de mensen meestal meer geld dan op het platteland. Iemand die in Shanghai werkt bijvoorbeeld, verdient zo'n 800-1000Y per maand. Sommigen op het platteland verdienen dat in een jaar! Als je iets in China wilt kopen, moet je meestal afdingen. Een eenvoudige maaltijd, bijvoorbeeld een bakje noedels, kun je al krijgen voor 5Y (dus f 1,50). Voor een complete chinese maaltijd voor vier personen ben je niet meer dan 20 gulden kwijt. Maar als je bij de McDonalds wil eten betaal je wel meer, namelijk 20Y per persoon. Koffie en melk zijn vrij duur, want dat wordt ook niet zoveel gedronken; melk kost 24Y per liter. Ter vergelijking: een blikje cola kost maar 3Y. Maar fruit is weer heel goedkoop, voor een kilo watermeloen betaal je bijvoorbeeld maar 10 cent. Kleren zijn erg goedkoop. Je kunt al een zijden blouse krijgen voor 50Y. Daar betaal je in Nederland meer dan honderd gulden voor. Merkschoenen die in Nederland wel bijna 300 gulden kosten, kun je in China kopen voor 350Y. Een ritje met de bus kost je 2Y (50 cent), terwijl een taxiritje op 10-20Y komt (3-5 gulden). Ook fietsen zijn niet duur, je kunt al een goede krijgen voor 200-500Y. Daar koop je in Nederland net een wiel voor! Een cassettebandje kost 8Y (2,50). Omdat dat een westers artikel is, lijkt de prijs weer op de prijs in Nederland. Een balpen is wel goedkoop; voor 3Y heb je al een hele goede. Leven en Spelen Taal De officiële taal in China is het Standaard-Mandarijn. Mandarijn betekent ambtenaar. Het Standaard-Mandarijn was vroeger de taal die het meest gebruikt werd door ambtenaren en het bestuur. Er waren verder nog heel veel andere talen in China, zoals het Kantonees en het Wu. Dat was natuurlijk nogal lastig, want zo konden de mensen in China elkaar vaak niet verstaan. Toen is het Standaard-Mandarijn de officiële taal geworden, die iedereen moest kennen. Ze hebben deze taal gekozen omdat de belangrijke mensen (de mensen in de regering en de ambtenaren) de taal al kenden en omdat dit de taal was die het meest gebruikt werd in de hoofdstad van China, Peking. De andere talen werden vanaf toen dialecten genoemd. Het Kantonese dialect wordt het meest gebruikt van alle dialecten. Veel Chinezen buiten China spreken alleen dit en geen Mandarijns. Het Mandarijns is een toontaal. Dit betekent dat een woord of een lettergreep iets anders kan betekenen als je het op een andere toon of met een andere klemtoon uitspreekt. Tiao betekent bijvoorbeeld "uitkiezen" en tiào "springen". Wij in Nederland zijn dit helemaal niet gewend en horen dan ook vaak geen verschil tussen de woorden. De Chinezen gebruiken niet alleen andere tonen, maar ook andere klanken in hun taal dan wij. Het meeste is wel hetzelfde, maar zij gebruiken bijvoorbeeld in plaats van een L en een R een klank ertussenin. Daardoor horen zij geen verschil tussen de L en de R. Brood klinkt voor hen dus hetzelfde als bloot! De Chinese schrijftaal heet Báihuà. Om te schrijven worden geen gewone letters gebruikt, maar een soort tekeningen. Deze worden karakters of tekens genoemd. Sommige Chinezen schrijven nog van boven naar beneden, zoals ze vroeger deden. Maar meestal schrijven ze gewoon van links naar rechts, net als wij. De oudste karakters die worden gebruikt zijn eigenlijk een soort tekeningen. Dit zijn karakters volgens het pictografische principe. Het woord boom wordt bijvoorbeeld geschreven met een karakter dat lijkt op een boom. Later zijn er ook veel tekens bijgekomen volgens het rebusprincipe: een tekening van een simpel woord krijgt extra lijnen, zodat ze samen dan weer een ander woord vormen. Als je de gewone Chinese woorden allemaal wilt kunnen schrijven en lezen, moet je ongeveer 4000 karakters kennen. Elk karakter staat voor een lettergreep. Dus voor een lang woord heb je meerdere tekens nodig. Als je heel mooi Chinese karakters kunt schrijven, wordt je in China gezien als een echte kunstenaar. Kalligrafie (dat is de kunst van het mooi schrijven) is namelijk al heel lang een belangrijke vorm van kunst in China. Vaak waren schilders en dichters hier heel goed in. Als Chinese woorden altijd alleen maar in Chinese karakters geschreven konden worden, dan hadden wij een probleem. Dan konden we bijvoorbeeld helemaal niet zeggen dat Peking ofwel Beijing de Chinese hoofdstad is, maar moesten we daarvoor een karakter gebruiken wat we niet zouden kunnen lezen of uitspreken. Daarom is er in China sinds 1957 een officiële manier vastgesteld waarop een Chinees woord met onze letters geschreven kan worden. Deze officiële manier heet de Hànyu-Pinyin-spelling. Letterlijk betekent dit "transcriptie van het Chinees". Meestal wordt het gewoon Pinyin genoemd. Muziek Het meest gebruikte muziekinstrument in China is de pipa. Dit is een luit in de vorm van een peer. Een pipa heeft vier snaren. Met deze vier snaren kunnen heel erg veel tonen gemaakt worden. Echte Chinese pipameesters kunnen liedjes laten horen met grote verschillen in tonen, snelheid, inzet en articulatie erin. Pipa's worden ook veel gebruikt om liedjes te begeleiden. In een Chinees orkest zitten alleen maar instrumenten met hoge tonen. Basinstrumenten zoals de contrabas gebruiken ze niet. Als er een extra zielig stuk gespeeld moet worden, speelt er vaak een klarinet of een sheng mee. Een sheng is een mond-orgel met 10, 13 of 19 pijpen. Ook spelen trommels, pauken en castagnetten een grote rol in een Chinees orkest. Vooral bij een Chinese opera is het orkest heel belangrijk. Kunst Er zijn niet veel boeken met verhalen in China. Dit komt doordat er vroeger in China niet veel mensen konden lezen. Toen ze dat op een gegeven moment wel konden en er een nieuwe, simpelere schrijftaal kwam, kwamen er langzaam meer boeken. Maar toen mochten veel boeken van de regering niet verkocht worden. Er waren wel veel boeken met gedichten. Deze werden vaak met hele mooie tekens opgeschreven. Je hoefde er niet voor te kunnen lezen, want als je er alleen naar keek waren ze ook al mooi. Gedichten gingen meestal over de natuur en niet over de regering, dus werden ze ook niet verboden. Niet alleen gedichten werden gekalligrafeerd, ook in schilderijen werd een kalligrafeerstijl gebruikt, meestal met waterverf en inkt. Er werd ook vaak een tekst op geschreven. De meeste schilderijen gaan over de natuur: landschappen, bergen, bloemen, vogels en paarden werden veel geschilderd. Het meeste en mooiste is geschilderd tijdens de Song dynastie (960-1278). Tijdens de Song dynastie begonnen de schilders ook met het schilderen op Chinees Porselein. Dit konden ze steeds beter. De blauw-witte vazen van Chinees Porselein uit de tijd van de Ming dynastie (1368-1644) zijn erg mooi. Ze staan nu over de hele wereld in musea. Naast schilderen en schrijven deden de Chinezen ook veel aan beeldhouwen. Voor de boeddhistische tempels werden heel veel prachtige boeddhabeelden uitgehouwd. Ook werden er hele tempels in de rotsen uitgehakt, compleet met beelden en al. Als de mensen dood gingen, kregen ze vaak een beeldje mee in hun graf. De mensen geloofden dat die beeldjes hen zouden beschermen op weg naar hun leven na de dood. Rijke mensen kregen vaak meer dan één beeldje mee. Bij het graf van keizer Sje Hwang-Ti, die in 210 v.C. was gestorven, is zelfs een heel leger gevonden! Meer dan zesduizend terracottabeelden van mensen en paarden staan er om zijn graf. Elk beeld is anders. Waarschijnlijk zijn de beelden nagemaakt van het echte leger van de keizer. In China wordt veel stof gemaakt. Ze maken er zijde, met prachtige figuren erin geweven of erop geborduurd. Ze maken ook tapijten, vooral in Tibet. Ze hebben het tapijtweven vroeger geleerd van de Perzen. Je hebt vast wel eens gehoord hoe duur Perzische tapijten tegenwoordig zijn. Dit komt doordat ze zo knap gemaakt zijn. De Chinezen maken ook zulke mooie tapijten, alleen zitten er andere motieven op. Van de Chinese tapijten zijn vooral de randen erg apart. Deze zijn meestal opgevuld met Chinese symbolen. Monumenten De meeste toeristen in China gaan in ieder geval de volgende monumenten bekijken: de Verboden Stad, het Zomerpaleis en de Tempels van Hemel en Aarde in Peking, het klooster in Tibet en natuurlijk de Chinese Muur. In de Verboden Stad woonden vroeger de Ming keizers. De Stad is eigenlijk een heel erg groot paleis. Gewone mensen mochten er niet naar binnen, daarom werd het de Verboden Stad genoemd. Er is veertien jaar over gedaan om de Stad te bouwen (van 1406 tot 1420). Eigenlijk is dat helemaal niet lang als je bedenkt hoe groot het is. Er zijn wel 800 gebouwen, met in totaal 9900 kamers. Alle daken van de gebouwen zijn geel, want dat was vroeger de kleur van de keizer. De keizer bleef altijd binnen dit paleis. Alleen in de zomermaanden, als het heel erg heet was, ging hij naar zijn Zomerpaleis. Om dit paleis heen ligt een heel groot park, dus het was er lekker rustig en koel. Het Zomerpaleis is vroeger vaak vernield, maar elke keer hebben ze het weer gerepareerd. Zoals het Zomerpaleis er nu uitziet, is het sinds 1888. Toen heeft keizerin Cixi het voor het laatst laten herhestellen. Bij de Verboden Stad liggen de tempels van Hemel en Aarde. Vooral de tempel van de Hemel is erg mooi versierd. Overal zitten er blauwe tegeltjes op. Nog een bijzonderheidje: er zit geen enkele spijker in deze tempel. Ook al heeft de tempel een diameter van 30 meter en een hoogte van 38 meter, ze hebben de tempel helemaal kunnen bouwen zonder één enkele spijker te gebruiken. Dat is wel heel knap! Om de tempel heen staat een echomuur. Als je hiertegen praat, hoor je jezelf weer terug. Deze muur houdt het geluid buiten de tempel. Het klooster van de Dalai Lama in Tibet heet de Potala. Omdat het van de Dalai Lama is, is het het belangrijkste klooster in Tibet. Het is ook erg groot. Het heeft 13 verdiepingen vol met woonkamers, kantoren, gebedsruimten en een school voor monniken. Veel versieringen zijn er van bladgoud, bijvoorbeeld op de graven van vorige Dalai Lama's. Eén van die graven is zelfs met 3700 kilo goud versierd. Dat is dus het gewicht van een groot nijlpaard in goud! Je kunt een pelgrimsroute om de Potala lopen. Je moet dan wel met de klok mee lopen, anders brengt het ongeluk. De Chinese Muur is één van de bekendste bezienswaardigheden van China. Met alle vertakkingen is de Muur 7300 km lang, zonder aftakkingen 6700 km. Hij is op de hoogste plekken 16 meter hoog, en gemiddeld 6,5 meter breed. Sommige stukken van de Muur zijn al 2500 jaar oud. Maar zoals de Muur er nu uitziet, is hij pas sinds de Ming dynastie in de 15e eeuw. De Muur werd gebouwd om de grens van China in het noorden te beschermen. De Chinese Muur is niet alleen een Muur, op veel plaatsen staan er torens en poorten tussen. Het grootste gedeelte van de Muur is gemaakt van aarde en löss. Alleen bij Peking is de Muur van steen, want Peking moest als hoofdstad natuurlijk extra goed bewaakt worden. Wat heel bijzonder is van de Muur: het is het enige bouwwerk op aarde dat je vanuit de ruimte kunt zien! Godsdienst De allereerste godsdienst in China begon in de tijd van de Shang-dynastie (1500-1066 v.C.).De mensen geloofden toen in heel veel verschillende goden: voor alle dingen in de natuur was een god. Dus er was een god voor regen, een god voor de zon, enzovoort. De oppergod heette Shang-Ti. De keizer Shang werd als een zoon van deze god gezien. Later werden de voorouders van alle mensen steeds belangrijker. Deze beschermden hun familie die nog leefde en je moest ze dus tevreden houden. Bijna alle huizen hadden daarvoor thuis een altaartje in een speciale "voorouderskamer". Nog steeds worden voorouders veel vereerd in China. De achtste tot de vijfde eeuw voor Christus wordt de "periode van de honderd scholen" genoemd. Er waren toen veel verschillende godsdiensten en filosofiën. Aan het eind van deze eeuwen werd een soort confucianisme als verplichte godsdienst ingesteld in China. Later ging deze staatsgodsdienst ook steeds meer lijken op het taoïsme en het boeddhisme. Pas in 1912 werd de verplichte godsdienst afgeschaft. De regering wilde vanaf toen zelfs het liefst dat de mensen helemaal nergens meer in geloofden, en alleen nog maar naar de regering luisterden. Vanaf 1982 mogen de mensen in China weer zelf weten waar ze in geloven. De belangrijkste godsdiensten in China zijn nog steeds het taoïsme, het confucianisme en het boeddhisme. Er wonen ook zo'n 20 miljoen moslims, en 6-9 miljoen christenen in China. Het taoïsme is begonnen door de Chinese filosoof Lao Zi, in de zesde eeuw v.C. Tao betekent "weg". Mensen moeten volgens deze filosofie op weg gaan naar een gelukkige wereld. De mensen moeten de natuur haar gang laten gaan, dan komt alles goed. Het belangrijkste is liefde, voor alles en iedereen. Het gaat ook om het evenwicht tussen yin en yang. Yin is alles wat vrouwelijk is, de maan, de hemel en de winter. Yang is alles wat mannelijk is, de zon, de aarde en de zomer. Als deze twee allebei evenveel aanwezig zijn, is het goed. Vandaar ook het teken van Yin en Yang: zwart en wit stellen de twee krachten voor, en die zijn in evenwicht. Confucius, die leefde van 551-479 v.C., heeft het confucianisme gesticht. Confucius betekent "Kong, de Meester". In het confucianisme was de vader erg belangrijk. De vader was het hoofd van het gezin. De keizer was eigenlijk de vader van het volk. De rest van het gezin moest de vader gehoorzamen. Respect voor elkaar, eerlijkheid en vriendelijkheden was ook nodig. Voorouders werden vereerd, want die waren de oude vaders van de familie. Het confucianisme is lang heel populair geweest in China. Het graf van Confucius is nog steeds een belangrijke pelgrimplaats. Het boeddhisme komt uit India en is gebaseerd op het leven van Boeddha (563-483 v.C.). De boeddhisten zeggen dat het leven vol is van lijden, pijn en verdriet. Dit komt omdat de mensen van alles willen, maar dat niet kunnen krijgen. Om van het lijden af te komen, moeten de mensen het "achtvoudige pad" gaan. Dat wil zeggen dat ze acht regels van het juiste en het goede moeten volgen. Het belangrijkste is dat Boeddhisten niemand kwaad mogen doen. Als je als boeddhist alles goed doet, kom je in het "Nirwana". Dit is een soort hemel, maar je hoeft niet dood te zijn om er te komen. Als het niet lukt voor je doodgaat dan reïncarneer je. Dat betekent dat je weer aan een nieuw leven begint, waarin je het opnieuw kunt proberen. Boeddhisten uit Tibet worden geleid door de Dalai Lama. Omdat Tibet nu bij China hoort is de Dalai Lama gevlucht naar India. De Dalai Lama is erg bekend om zijn wijsheid. Hij vindt vrede het allerbelangrijkste op aarde. Feesten In China worden een heleboel feesten gevierd die wij hier niet kennen. Laten we eens een stel feestdagen in een Chinees jaar bekijken. Het Chinese jaar begint niet op 1 januari, maar ergens tegen het einde van januari of het begin van februari. Het feest van het Chinese nieuwjaar duurt wel vier dagen. Op 1 en 2 mei vieren de Chinezen de Dag van de Arbeid. Later, in April, is het Ching Ming. Dat betekent Grafvegersdag. Op deze dag gaan veel Chinezen naar de graven van dode familie en verzorgen het graf. In juni vindt in Hong Kong het Drakenboot festival plaats. Prachtig versierde kano's doen dan een wedstrijd. Op 28 september vieren alleen de confucianisten in China feest. Dan is namelijk de verjaardag van Confucius. Op 1 oktober heeft iedereen vrij. Er wordt gevierd dat in 1949 de Volkrepubliek begonnen is. De christenen in China vieren ook nog kerstmis op 25 december. En tenslotte vieren de Chinezen het nieuwjaar op 1 januari, maar hun echte grote nieuwjaarsfeest is dus later. Het Chinese nieuwjaar is een heel groot feest, wat in heel Azië wordt gevierd. De mensen vieren de hele week feest. Er wordt veel vuurwerk afgestoken. Meestal zijn dit rotjes en duizendklappers. De mensen geloofden vroeger dat de knallen boze geesten weg zouden houden. De mensen geven elkaar met nieuwjaar ook cadeautjes. Als cadeau geven Chinezen vaak een speciale rode envelop met geld erin. De laatste dag van het Chinees Nieuwjaar is het lantaarnfestival. Dan is iedereen en alles heel mooi versierd. Er worden dan leeuwendansen op straat gedaan. Chinees nieuwjaar valt niet altijd op dezelfde datum. In 2000 was het bijvoorbeeld op 5 februari, en in 2001 is het op 24 januari. Dit komt doordat de Chinezen de jaren anders tellen dan wij. Zij letten daarbij veel meer op de stand van de maan. Het jaar 2000 bij ons is in China het jaar 4698! Elk jaar verschuift Chinees Nieuwjaar een paar dagen, maar na 12 jaar begint het weer op ongeveer dezelfde dag als de eerste keer. Die twaalf jaren hebben ze allemaal een andere naam gegeven: Tijger, Konijn, Draak, Slang, Paard, Ram, Aap, Haan, Hond, Varken, Rat en Os. Dit zijn de dieren van de Chinese horoscoop. Bij de Chinese horoscoop telt niet de maand waarin je geboren bent (zoals bij ons), maar het jaar. Hier kun je opzoeken welk dier je bent in de Chinese horoscoop. Rat 1972 1984 1996 Paard 1978 1990 2002 Os 1973 1985 1997 Ram 1979 1991 2003 Tijger 1974 1986 1998 Aap 1980 1992 2004 Konijn 1975 1987 1999 Haan 1981 1993 2005 Draak 1976 1988 2000 Hond 1982 1994 2006 Slang 1977 1989 2001 Varken 1983 1995 2007 Rat: Een rat is mooi, slim, gezellig, nieuwsgierig, romantisch, optimistisch, maar ook onzeker. Bovendien heeft een rat twee rechterhanden, kan goed overweg met taal en neemt makkelijk risico's. Een rat houdt van verzamelen en is een echt feestbeest. Os: Een os is betrouwbaar, vastberaden, trouw, maar ook koppig en eigenwijs. Bovendien is een os slimmer dan je zou denken, en houdt hij van het milieu, zijn familie en zijn thuis. Een os weet graag waar hij aan toe is en plant zoveel mogelijk van tevoren. Tijger: Tijgers zijn dapper, machtig, altijd klaar om te vechten, maar soms ook bedreigend. Bovendien vindt een tijger het normaal om in de belangstelling te staan en de baas te zijn. Het huis van een tijger moet een veilig hol zijn. Een tijger is dol op wedstrijden. Konijn: Konijnen zijn nieuwsgierig, verzamelaars, trouw, lief, maar ook een beetje bang. Bovendien houdt een konijn heel veel van familie, hij krijgt vaak veel kinderen. Konijnen houden van roddelen en zijn absoluut geen ruziemakers. Draak: Draken zijn bijzonder, levendig, behulpzaam, dapper en enthousiast, maar ze maken niet altijd af waar ze aan beginnen en zijn ook erg onzeker. Bovendien geloven draken dat ze alles zelf kunnen doen, soms zelfs iets teveel. Draken hebben enorm veel energie. Slang: Slangen zijn slim, verleidelijk, origineel, vriendschappelijk en creatief, maar ook goedgelovig en onvoorspelbaar. Bovendien houden slangen van sparen en ze denken hun plannetjes graag van tevoren uit. Slangen zijn echte uitslapers. Paard: Paarden zijn sociaal, sportief, vol energie, sterk, praktisch, ambitieus, maar ook aanvallend, egoïstisch en ongeduldig. Bovendien werken zij hard en reizen veel. Een paard verliest bijna nooit met spelletjes. Ram: Rammen zijn realistisch, verzorgend, netjes, absoluut niet egoïstisch, afwachtend, maar ook erg perfectionistisch. Bovendien hebben ze graag overal vaste regeltjes voor en houden ze niet van veranderingen. Rammen geven het liefst zelf alle feestjes. Aap: Apen zijn vindingrijk, behendig, hyperactief, grappig, maar soms ook erg treurig en onzeker. Bovendien bemoeien ze zich graag met van alles en nog wat, en altijd bedoelen ze dit goed. Apen houden ervan kunstjes uit te halen. Haan: Hanen zijn opvallend, vooruitstrevend, prestatiegericht en ze werken hard, maar ze eisen ook veel van andere mensen. Bovendien hebben ze erg veel zelfvertrouwen, soms een beetje teveel. Hanen vallen graag op bij feestjes door rare kleren aan te trekken. Hond: Honden zijn trouw, vriendschappelijk, beschermend, eerlijk en optimistisch, maar ook ongeduldig. Bovendien stortten ze zich vaak met hart en ziel in een avontuur, zonder na te denken over de gevolgen. Honden zorgen er altijd voor dat iedereen veilig is. Varken: Varkens zijn tevreden, slim, creatief, gul en sociaal, maar soms ook teveel gehecht aan thuis zijn. Bovendien zijn ze altijd erg in de weer om het anderen naar de zin te maken. Een varken geniet het meest van een gezellig etentje met familie in zijn eigen huis.